1.1 Beleid ten aanzien van heffingen
De provincie kende in 2023 de volgende heffingen:
- Algemene heffing: Opcenten Motorrijtuigenbelasting (MRB).
- Bestemmingsheffingen: Leges, Grondwaterheffing en Nazorgheffing.
Opcenten Motorrijtuigenbelasting
De provincie heft een opslag op de Motorrijtuigenbelasting, dat zijn de zogenoemde opcenten. De provincie bepaalt zelf jaarlijks het tarief, maar dat mag niet hoger zijn dan het maximale tarief. Het Rijk stelt jaarlijks het maximale tarief vast, inclusief indexering. Voor 2023 was het maximum 125,8 opcenten.
In 2023 bedroeg het tarief in Flevoland 82,2 opcenten, waarmee een opbrengst is gerealiseerd van € 49,043 mln.
Er zit een verschil tussen het feitelijke tarief en het maximaal toegestane tarief, dat is de onbenutte belastingcapaciteit. Voor 2023 is de financiële omvang daarvan € 26,013 mln. Voor de paragraaf 'Weerstandsvermogen en risicomanagement' wordt voor de beschikbare belastingcapaciteit overigens uitgegaan van het verschil tussen het Flevolandse tarief en het landelijk gemiddelde, in plaats van het wettelijk maximum.
Leges
De provincie heft leges voor diverse diensten en producten (op basis van de 'Legesverordening provincie Flevoland 2016'). Bij de tariefstelling in de legesverordening zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- De leges voor vergunningen, ontheffingen en dergelijke zijn zoveel mogelijk gebaseerd op het gemiddeld tijdsbeslag dat met het verlenen hiervan is gemoeid, vermenigvuldigd met het gemiddelde uurtarief van de daarmee belaste medewerkers.
- Bij de berekening van de tarieven wordt maximaal een percentage van 100% kostendekkendheid gehanteerd, zodat de ter zake geraamde baten niet hoger zijn dan de geraamde lasten.
- De tarieven worden jaarlijks geïndexeerd (aangepast aan loon- en prijsontwikkelingen).
- Naast de indexering van de tarieven wordt er, indien dat nodig wordt geacht, aanvullend getoetst op kostendekkendheid.
De provincie heft en int de leges deels zelf en heeft hiervoor deels mandaat gegeven aan Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (OFGV), samenwerkingsverband BIJ12 en de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW).
Grondwaterheffing
De provincie belast het onttrekken van grondwater aan de bodem op basis van de 'Grondwaterheffings-verordening 2010'. Deze verordening heeft de Waterwet als wettelijke grondslag. De provincie belast onttrekkingen vanaf 20.000 m³, waarvan de eerste 10.000 m³ is vrijgesteld van heffing. Het tarief is enerzijds gebaseerd op een raming van de lasten van het grondwaterbeheer op langere termijn en anderzijds op een inschatting van het volume van de jaarlijkse grondwateronttrekkingen. Sinds 1 januari 2010 bedraagt het tarief € 1,41 per 100 m³.
Voor zover de gerealiseerde opbrengst uit de grondwaterheffing afwijkt van de daaraan toerekenbare kosten, is het verschil toegevoegd of onttrokken aan de voorziening 'Grondwaterbeheer'. In paragraaf 3.3.2 van de 'Toelichting op de balans' (onderdeel IV Jaarrekening) is het verloop van deze voorziening weergegeven.
Nazorgheffing
De provincie heeft een ‘eeuwigdurende’ nazorgplicht voor afvalstortplaatsen die zijn gesloten (afgedicht). Voor dit doel is het Provinciaal Fonds Nazorg Gesloten Stortplaatsen (hierna Nazorgfonds) opgericht. In Flevoland zijn drie afvalstortplaatsen die vallen onder het Stortbesluit, te weten:
- Het Friese Pad (Emmeloord);
- Zeeasterweg (Lelystad), en
- Braambergen (Almere).
Jaarlijks ontvangen de exploitanten van de stortplaatsen een aanslag voor nazorgheffing. Deze heffing wordt door de provincie in het Nazorgfonds gestort. Het college van GS vormt het algemeen bestuur van dit fonds (zie ook de paragraaf 'Verbonden partijen'). Het is de bedoeling dat het fonds op het moment dat de afvalstortplaats wordt gesloten, voldoende financiële middelen heeft om eeuwigdurend het onderhoud aan de stortplaats te kunnen bekostigen. Alleen voor Zeeasterweg is in 2023 nazorgheffing opgelegd van € 0,4 mln.
De hoogte van de nazorgheffing is afhankelijk van het benodigde doelvermogen en de beleggingsresultaten van het Nazorgfonds. Het benodigde doelvermogen wordt gebaseerd op de kosten die voortvloeien uit de door de stortplaatsexploitanten ingediende nazorgplannen, waar GS mee dienen in te stemmen. De nazorgheffing is een voorlopige heffing. Voorafgaand aan de sluiting (overdracht aan de provincie) van een stortplaats wordt de definitieve heffing berekend en opgelegd, om zeker te stellen dat het doelvermogen is bereikt. Tot het moment van definitieve sluiting ligt het (financiële) risico bij de exploitant.
Het Friese Pad is een gesloten stortplaats, waarvoor geen nazorgheffing meer wordt ontvangen. Voor Braambergen is inmiddels het doelvermogen bereikt en wordt geen heffing meer opgelegd. Hoewel hier geen afval meer wordt gestort is deze stortplaats, vanwege deelname aan de landelijke pilot Introductie Duurzaam Stortbeheer (IDS), nog niet gesloten. Hierdoor kan er voor deze stortplaats nog wel een eindheffing plaatsvinden.